Achterhoekse in de wildernis
Leven in en van de natuur
Aparte Leu 10 april 2017 0Ver weg zijn van telefoons, computers en de hectiek van alledag. In plaats daarvan ontwaken in een beeldschone, ongerepte natuur, ver weg van de bewoonde wereld. Iedereen droomt wel eens van zo’n bestaan, maar vrijwel niemand durft het grote avontuur ook echt aan te gaan.
Miriam Lancewood, 33 jaar, geboren en voor een deel getogen in het Achterhoekse Nieuw-Wehl deed het wel. In 2010 trok zij samen met haar man Peter (toen 56) de wildernis van Nieuw- Zeeland in. Daarvoor had ze al maandenlang met hem door Azië gereisd, waren ze de Himalaya overgetrokken en vervolgens in de jungle van Papoea Nieuw-Guinea beland.
“Pas dan voel je vrijheid. Pas dan begint het avontuur” Uiteindelijk besloten ze terug te gaan naar Nieuw-Zeeland, het geboorteland van Peter. Het plan was op een andere manier te leven. In elk geval zonder vaste baan, zonder bezittingen, zonder al die vaste lasten. Vrijheid kost immers niets. De twee planden ook vrijwel niets, lieten alles aan het toeval over. “Pas dan gebeuren de spontane dingen. Pas dan voel je vrijheid. Pas dan begint voor mij het avontuur”, legt Miriam uit. “Voor mensen met een baan klinkt dit waarschijnlijk absurd. Zij kunnen ook onmogelijk leven zoals wij dat doen. Als je werkt, zit je vaak met een planning, afspraken, deadlines. Dan kun je niet zomaar even koffiedrinken met iemand die je toevallig ontmoet op straat en die een boeiend verhaal te vertellen heeft. Dat doe je niet. Maar omdat je dat kopje koffie laat schieten, mis je ook de volgende onverwachte ontmoeting en de ontmoeting die daar weer op volgt. In feite mis je het hele avontuur.”
“Ik moet wennen aan de mensenmassa, het geluid en de verkeersdrukte” Bevlogen en met veel handgebaar vertelt Miriam over de reizen die ze maakte. Ze is een paar dagen terug in Nederland, in Amsterdam om precies te zijn. Vooral om haar boek Mijn leven in de wildernis te promoten. Miriam – stoer, sterk, energiek, vrolijk, zonder make-up en met lange blonde haren – vindt het fijn om even terug te zijn in de bewoonde wereld. “Contact met mensen, even met iemand anders dan Peter van gedachten wisselen. Het is iets wat ik soms wel miste in de wildernis. Het is dus heerlijk hier te zijn en de taal weer te spreken. Al moet ik wel wennen aan de mensenmassa, het geluid en de drukte van het verkeer hier op straat.” Logisch. Amsterdam – zelfs Nieuw-Wehl – is een cultuurshock als je het vergelijkt met het nomadenleven dat Miriam de afgelopen jaren leidde. Eerst zat ze vijf jaar in de NieuwZeelandse Alpen, daarna liepen zij en Peter de drieduizend kilometer lange tocht Te Araroa. Ze zorgde voor haar eigen eten. Schoot hazen, geiten of possums (buideldieren) om die daarna te bereiden boven een zelfgemaakt vuur. “Alles gaat in de natuur een tandje langzamer. Met het ontbijt zijn we soms wel een hele ochtend bezig. Droog hard hout sprokkelen, vuur maken, brood roosteren, kopje thee zetten. Het grappige is dat je geest echt moet verlangzamen. In het begin verveel ik me altijd dood, maar zodra ik het natuurritme eenmaal te pakken heb, ben ik gelukkig en voel ik me energiek. Fysiek en geestelijk. Ik ben nooit ziek in de bergen, terwijl ik hier, onder de mensen, altijd direct een verkoudheidje oploop. We laten ons in de wildernis leiden door het weer. Dat bepaalt wat we doen. Is het mooi weer, dan gaan we wandelen. Bij regen en storm blijven we binnen. Soms in een tentje, soms in een trekkershut. Als de natuur wakker wordt, word ik wakker. Gaat ze slapen, dan slaap ik ook.”
“Mijn ouders waren buitenbeentjes in Nieuw-Wehl” Miriam is nog zelden in Nederland, omdat haar familie hier niet meer woont. “Mijn ouders zijn verhuisd naar de Franse Ardèche. Mijn jongste zusje woont ook in Frankrijk en runt daar een hotel met middeleeuwse huisjes en mijn andere zus, Hanna, is professioneel zangeres in Stockholm. In de Achterhoek ben ik sinds mijn vertrek uit Nederland nog wel geweest. Ik bewaar mooie herinneringen aan mijn jeugd daar. Mijn ouders waren vrije geesten, eigenlijk een beetje de buitenbeentjes in het dorp. Ik kom uit zo’n echt geitenwollensokkengezin. Mijn vader werkte bij Fatima Zorg met gehandicapten. Mijn moeder was altijd bezig met muziek en toneel. Ze bakte haar eigen brood en gaf ons dat mee naar school. We waren anders. Vriendjes en vriendinnetjes kregen witbrood uit de supermarkt mee. Wij aten ook geen vlees. ‘Maar wat dan wel?’, vroegen de buurkinderen zich af. Mijn moeder zei dan altijd: ‘Ach, laat ze maar praten…’ Je kunt je voorstellen dat ik met mijn huidige leven nog regelmatig denk aan die raad van mijn moeder.”“Als kind geloofden we in wolven en beren in het bos” “We woonden eerst op een boerderijtje net buiten het dorp, later verhuisden we naar een huisje in het dorp. Op beide locaties was er het uitzicht over de velden. Overal waar je keek, was mais. Ik vond het er prachtig. Heel avontuurlijk bovendien. Mijn moeder verbood ons in de mais te spelen, want we zouden kunnen verdwalen. Later moest ik daar nog wel eens om lachen: hoe kun je nu verdwalen in mais? Als je altijd maar rechtdoor loopt, kom je er toch vanzelf weer uit? Ik herinner me ook nog dat er een bos was. Mijn vriendje Youri en ik geloofden dat daar nog wolven leefden. Ik weet nog goed hoe ik zelf naar een soort van natuurgebiedje fietste en daar in een boom klom om vogels te spotten. Lang heb ik er niet gezeten, want het was natuurlijk doodsaai voor een jong meisje. Blijkbaar zocht ik toen al die natuur op, in mijn eentje. De buitenlucht. Daarin werden mijn zusjes en ik ook wel gestimuleerd door onze ouders. Ik zat bij de plaatselijke scoutingclub en mijn moeder ging met ons, afzonderlijk van elkaar, kamperen op een natuurcamping in de buurt. Dan nam ze de bolderkar, stopte daar proviand en een tent in en liep vervolgens met ons naar die camping. In mijn herinnering duurde die wandeling dagen. In werkelijkheid was het vast niet meer dan een paar uur. Achteraf denk ik nog wel eens: dat ze dat deed! Op een gewone, doordeweekse dag. Terwijl ik eigenlijk op school moest zitten, ging ik kamperen met mijn moeder. En het leukste was natuurlijk dat onze route pal langs het schoolplein ging.”
“Sommige mensen gunnen zichzelf nooit tijd voor bezinning” Miriam herinnert zich ook nog een leraar van de lagere school: Gerard van der Kamp. Hij kwam op een dag in de klas met het volgende gedicht: ‘Een man sneed een heel lang brood. Toen hij klaar was, was de man allang dood.’ Miriam: “Ik heb wel een jaar lang nagedacht over wat dat gedicht betekent en eigenlijk doe ik dat nog steeds. Het gedicht gaat volgens mij over het leven en wat je met dat ene leven dat je hebt gekregen, doet. Er zijn mensen die ontzettend hard werken en op hun 65ste willen genieten, maar dan ziek worden en dus te laat zijn. Er zijn er ook die iets willen bereiken. Hun droom achterna gaan, zoals dat zo mooi heet. Zodra ze echter hun doel hebben bereikt, ligt er vaak alweer een volgende uitdaging op ze te wachten. Ze gunnen zichzelf nooit rust. Nooit tijd voor bezinning, maar ook nooit tijd om het leven echt over je heen te laten komen en het te leven. Zo wil ik het allemaal niet. Ik weet nog niet wat ik deze zomer en daarna ga doen. Peter en ik reizen óf naar Oost-Europa óf naar Australië. En dan kijken we wel wat daar gebeurt. Ik heb geen droom. Dromen zijn voor mij iets abstracts, een door je ego bedacht plaatje. Ik leef tegenovergesteld, doe alles volgens het door onszelf bedachte open-deur-principe. Als ik iemand ontmoet en die komt met een goed idee, dan ga ik daar in mee. In feite bepaalt het toeval mijn leven. Door de deur die open staat. Kijk eens wat me dat tot nu toe al heeft gebracht. Een droom is nep, maar de immense bergen, de verlaten beekjes, het wonderlijke natuurschoon dat ik heb gezien én de avonturen die ik daar heb beleefd, zijn echt en onvergetelijk.”
Profiel
Miram Lancewood is geboren en voor een deel getogen in Nieuw-Wehl. In 2010 ontmoet ze de 30 jaar oudere Peter. Samen willen ze een ander leven leiden, ver van de bewoonde wereld. Zonder planning, zonder doel. Het enige wat ze willen is samen op mooie plekken zijn. In hun wereld bestaan de dagen van de week niet, is er geen tijd en hebben ze geen idee wat er gebeurt in de wereld of met hun vrienden en familie. Overdag zijn ze bezig met leven: jagen, koken, water zoeken, wassen en weer eten maken.
0 Reacties