De oosterling laat zelden het achterste van zijn tong zien.
Zo doen we dat hier! 31 mei 2024 0Arie Ribbers (78): “Alles begon boven de Schipbeek. Daar waar de Achterhoek grenst aan Twente, daar hing ons eerste nummer. Via een smal koordje werd de ene helft van de cover vanaf de Twentse kant en de andere helft van de cover vanaf de Achterhoekse kant naar elkaar toe getrokken. Op het moment dat de twee helften elkaar raakten, klonk er een groot applaus. Het was mooi weer die dag. Veel mensen waren gekomen om met ons de verschijning van de eerste Naober te vieren. Een koor uit Nijverdal luisterde het spektakel op. Ik herinner me nog de pannenkoek bij Erve Brooks in Gelselaar. En dat ik het toen ineens Spaans benauwd kreeg. Ik dacht: we hebben nu met veel bombarie een nieuw blad in de markt gezet, zonder bedrijfsplan, marketingstrategie of doordacht idee. Het was gewoon een droom van drie mannen. Maar hoe gaan we nu verder? Na een eerste moet er ook een tweede, een derde…..nummer komen. Ondertussen zijn we bij het 100ste nummer aanbeland. Een mooi moment om terug te kijken.
Het eerste nummer was nog weinig doordacht. We hadden geen bedrijfsplan, zijn gewoon enthousiast en blind in dit project gestapt. Een nulnummer was niet nodig. Journalist Hans Siemes, uitgever Ben van Uhm en ik leek het een goed idee om het blad Moos te noemen. Niet van Sam en Moos, nee, ik dacht aan de stamppot moos (boerenkool, red.). Ik zag namelijk voor me dat Naober een plattelandsglossy zou worden met een mix van verschillende ingrediënten. Mooie mensverhalen, natuurbeelden, streektaal, maar ook aandacht voor erfgoed. Het belangrijkste wat mij betreft was dat Naober moest gaan over de mensen in het oosten van het land.
Het hele artikel lezen in ons jubileumnummer? Klik hier.
0 Reacties